Menu
Een waterval of een beek in de tuin wordt meestal aangedreven door een waterpomp die het water uit de vijver of uit een bassin haalt. Als je in een beek bochten en dieptevariaties maakt levert dat plaatselijk verschillen in de stroomsnelheid op. Planten en dieren vinden dit erg prettig. Een meervoudige waterval kun je ook maken van komvormige delen. Daarin kan het water blijven staan als de waterval niet stroomt, wat ook overlevingskansen biedt voor waterplanten en -dieren. Als een beek alleen als periodieke waterafvoer wordt gebruikt – bijvoorbeeld door de overloop van een regenwaterton of een regenpijp – dan zal deze regelmatig droogstaan. Hierdoor kan door komvormen het waterleven blijvend zijn.
Een beek met wisselende breedte en diepte (tussen 10 en 50 cm), met stenen in de waterloop en zandige of rotsachtige oevers is een lust voor het oog. Het kabbelende water zorgt voor een uiterst rustgevend effect. Een hoogteverschil van 1 à 2 cm per meter lengte is al genoeg om het water te laten stromen. Vaak wordt een waterval aan de rand van een vijver gevoed met water uit die vijver. Let er hierbij wel op dat de waterbeweging in die vijver niet te groot is. Hierdoor worden namelijk de natuurlijke temperatuurzones in de vijver verstoord. Omdat maar weinig waterplanten in sterk stromend water willen groeien, wordt beplanting meestal beperkt tot droge-oeverplanten naast de beek.