Deze in grote delen van Europa, Siberië, Canada en de USA inheemse boterbloem, groeit graag op vochtige tot moerassige plekken in tamelijk voedselarme, lichtzure grond in zon tot lichte schaduw. Het deels langwerpige blad verschijnt ongesteeld aan vaak roodachtige, opstaande en liggende stengels. De bleekgele, glanzende, vijftallige bloemen staan zelden alleen (meestal in schermen). Na de bloei worden onbehaarde dopvruchten gevormd (met een korte snavel). Vee mijdt de planten vanwege de scherpe smaak. Goed winterhard. Mooi bij een natuurlijke vijver.
Menu